vogels G t/m L

Klik op een foto voor een vergroting.

Bronvermelding: Vogelbescherming Nederland

Gekraagde roodstaart

De gekraagde roodstaart is een vogelsoort van oude, parkachtige bossen met weinig ondergroei. Vooral te vinden op de hogere zandgronden en duinen die begraasd worden. Open plekken, oude bomen, graslanden of heiden moeten elkaar afwisselen. Ook in kleinschalig boerenland met oude, lommerrijke erven. Gekraagde roodstaarten zijn holenbroeders, die ook wel van nestkasten gebruikmaken. De gekraagde roodstaart is tegenwoordig niet meer zo algemeen als enkele decennia geleden.

Gele Kwikstaart

Man gele kwikstaart heeft een duidelijke gele keel en borst in prachtkleed. Blauwgrijze kop met brede witte wenkbrauwstreep, gele onderdelen en olijfgroene bovendelen. Spitse snavel van een insecteneter en een ‘kwikkende’ staart. Heeft een kenmerkende korte roep die hij in de vlucht laat horen. Gele kwikstaarten hebben een voorkeur voor open landbouwgebieden. Ze wippen de staart regelmatig met felle schokkende bewegingen op en neer. ‘Gele kwikken’ hebben een onstuimige balts, met trillende veren fladdert het mannetje boven het vrouwtje of loopt steeds rondjes om haar heen.

Geoorde fuut

Van maart-april tot begin augustus treffen we de geoorde fuut aan in zijn broedgebied. Dat bestaat uit ondiepe (duin)meren, plassen en vennen met oevervegetaties. De aantallen broedparen fluctueren en schommelen in goede jaren rond de 500. Kerngebieden zijn de Drentse en Noord-Brabantse vennen. De geoorde fuut broedt vaak in gezelschap van kokmeeuwen.

Goudhaantje

De goudhaan is Europaā€™s kleinste vogel. Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 8,5 cm, en ze wegen vaak niet meer dan 5 gram! Het is een zangvogel die vooral te vinden is in naaldbossen met lariksen en sparren. Ook al komen er grote aantallen goudhaantjes voor in ons land, ze worden in de broedtijd niet vaak gezien. Ze leven namelijk vooral in de toppen van naaldbomen. Hun aanwezigheid wordt meestal verraden door hun liedje of roepjes van hoge tonen: “zrie-zrie-zrie”. Door de hoge tonen zijn ze helaas minder goed te horen voor oudere mensen waarbij het gehoor wat achteruit is gegaan. Ze leven in groepjes en trekken vaak op met mezen. Goudhaantjes kunnen ontzettend tam zijn en vooral in de trektijd als er duizenden in ons land neerstrijken, zijn ze zo met voedsel zoeken bezig dat je ze soms bijna aan kunt raken.

Goudvink

De goudvink leeft anders dan andere vinken niet in grote groepen maar in paren of kleine groepjes. Het mannetje is opvallend roodroze-zwart getekend, maar je vindt hem vooral door zijn zachte fluitende roepje. Goudvinken zijn vogels van bossen, parken en tuinen die zich graag ophouden in de dekking. Ze blijven vaak minutenlang stil zitten.

Grasmus

In de lente toont het mannetje zich erg opgewonden, terwijl hij van tak tot tak vliegt, zijn staart uitspreidt en de kuif opricht. Zijn zang is afwisselend met noten die de vogel haastig uitstoot, wanneer hij trillend uit een heg opvliegt en er zich dan terug in laat vallen. De grasmus nestelt in struikgewas en heggen, vaak aan de rand van akkers of weiden, maar ook in tamelijk hoog onkruid en in braamstruiken langs sloten, wegen en spoordijken is de vogel te vinden. Het voedsel bestaat uit insecten, bessen en vruchten.

Groene specht

Groene spechten zijn standvogels van open loofbossen, hoogstamboomgaarden, parken en oude houtsingels. Hij broedt meestal in een zelfgehakt hol in een oude loofboom. Zijn voedsel bestaat vooral uit grote mieren (vooral rode bosmieren) en wordt meestal op de grond verzameld. De lachende roep van de groene specht is een opvallend kenmerk. Roffelt niet vaak en zwak.

Groene specht
Groene specht
Groene specht
Groene specht
Groene specht
Groene specht
Groene specht
Groene specht
Groene specht
Groene specht

Grote Canadese gans

Greater Canada Goose, Branta canadensis – Eenden (Anatidae)

De grote Canadese gans is een gans uit Noord-Amerika en Canada. In Nederland is de soort regelmatig terug te vinden; het gaat meestal om ooit ontsnapte voliĆØre- en parkvogels. Vanaf de jaren 1975 is de grote Canadese gans als broedvogel in Nederland te vinden. De soort kruist nogal eens met brandganzen en kleine Canadese ganzen. Daardoor zijn er allerlei mengvormen te vinden, die herkenning soms wat lastiger maken. De grote Canadese gans is geregeld te vinden op vennen in Brabant en in de lage delen van West-Nederland.

Grutto

De grutto is een oer-Hollandse weidevogel. Nog wel. Want de natuurwaarden van het agrarisch land staan zwaar onder druk. Waar het boerenbedrijf nog ruimte laat voor natuur, daar gedijt de grutto. Zo is hij de ambassadeur van agrarisch land waar productie en natuur in balans zijn. Nergens in Europa broeden zoveel gruttoā€™s als in Nederland. In 2015 is de grutto uitgekozen door het Nederlandse publiek tot nationale vogel.

Havik

De havik is een krachtige roofvogel, gespecialiseerd in het overrompelen van vogels. Het zijn honkvaste vogels. Ze maken een groot nest van takken hoog in een boom. De ‘home range’, te omschrijven als het gebied waarin voedsel wordt gezocht, is honderden hectaren groot. De havik was in de jaren zestig nog beperkt tot grote, stille bosgebieden als de Veluwe, maar komt nu in heel Nederland voor, tot in steden aan toe.

Hop

De hop is een voormalige broedvogel van oude, halfopen cultuurlandschappen op de zandgronden. Hij nestelt in holten van bomen, muren, steenhopen en houten bouwsels. Hoppen foerageren op grote insecten en hun larven in schrale vegetaties met veel open plekken en in licht bemeste graslanden.

Kemphaan

Deze spectaculaire, zeldzame weidevogel broedt in schrale, vochtige, bloemrijke graslanden, vrijwel uitsluitend in reservaten. Kemphanen zijn bekend door de fraaie voorjaarstooi van de mannetjes, die op de toernooiveldjes schijngevechten houden om de gunst van de vrouwtjes. Na de paring draaien de vrouwtjes op voor de zorg om het broedsel. Kemphanen zijn in ons land vooral nog te zien in de trektijd, maar ook wel in de winter.

Klapekster

Klapeksters zijn vogels van ruige, vaak licht beboste open terreinen. Geen broedgevallen in Nederland meer sinds 1999. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit woelmuizen en kevers, in de winter ook zangvogels. In ons land overwinteren klapeksters uit noordelijker streken. Ze kunnen aangetroffen worden op allerlei uitzichtpunten op heide en hoogvenen, ook wel in de duinen en open moerasgebieden. Net als andere klauwieren spietsen ze prooien aan stekels en aan prikkeldraad, om op deze wijze een voorraad aan te leggen.

Kleine Vliegenvanger

De kleine vliegenvanger is een soort die zeldzaam, maar regelmatig op trek wordt waargenomen. Hooguit gaat het om enkele vogels per jaar. De grootste trefkans is op de Waddeneilanden en de Maasvlakte. Soms blijft er in het voorjaar een zingend mannetje een aantal weken aanwezig. Er is nog nooit met zekerheid gebroed in ons land. De dichtstbijzijnde broedplaatsen liggen in Duitsland. De kleine vliegenvanger wordt nog wel eens verward met een roodborst, maar deze laatste heeft geen witte staartzijden en is bovendien iets groter.

Kleine zilverreiger

De kleine zilverreiger is een bewoner van lagunes, moerassen en andere gebieden met ondiep zoet of zout water. In Nederland is de kleine zilverreiger zeldzamer dan zijn verwant – de grote zilverreiger – en heb je in Zeeland en op de Wadden de grootste kans om er een tegen te komen.

Koekoek

Koekoeken leggen hun eieren in de nesten van zogeheten waardvogels, gedrag dat overigens ook bij andere soortgroepen zoals zoogdieren en insecten wordt aangetroffen. Een vrouwtjeskoekoek specialiseert zich op een bepaalde vogelsoort of -familie. Zo zijn er  ‘heggenmus-koekoeken’ en ‘karekiet-koekoeken’. De eieren lijken sterk op die van de waardvogel. De koekoek heeft het moeilijk. In heel West-Europa zijn we in enkele tientallen jaren misschien wel de helft van de koekoeken kwijtgeraakt. De oorzaken zijn nog niet helemaal duidelijk. 

Kramsvogel

De kramsvogel is in Nederland vooral in de winter te zien. Hoewel de soort wel broedt in het zuiden en oosten van het land zijn deze aantallen in het voorjaar erg laag. In najaar en winter is hetĀ ’tsjak-tsjak-tsjak’Ā van groepen kramsvogels zeer regelmatig te horen. Ze zijn dol op bessen en appels en daarom goed in fruitteeltgebieden te zien. Maar ze zoeken ook voedsel op weilanden, soms samen met koperwieken.

Lepelaar

Grote witte vogel met unieke lange, lepelvormige snavel. Lepelaars hebben in prachtkleed een oranjegele borstvlek en een lange, dikke, afhangende kuif. Onvolwassen vogels hebben zwarte vleugeltoppen en vleeskleurige in plaats van een zwarte snavel met een oranjegeel uiteinde en de borstvlek ontbreekt. Van afstand hebben de eveneens witte zilverreigers een meer verticale houding. Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals. Zilverreigers trekken hun hals in.