vogels A t/m F

Klik op een foto voor een vergroting.

Bronvermelding tekst: Vogelbescherming Nederland

Appelvink

De appelvink is een forsgebouwde vinkachtige. Een volwassen vogel heeft een lichaamslengte van 16,5 tot 18 centimeter. De relatief grote kop is oranjebruin met een zwarte kin, keel en teugel. De appelvink heeft een forse, dikke nek met een grijze nekband. De zware, kegelvormige snavel is metaalachtig donkerblauw in de zomer en wordt hoornkleurig in de winter.

Baardmannetje

De baardman is een echte Nederlandse vogel. Dit kleine land, met heel veel rietvelden, herbergt een onevenredig deel van de Europese populatie. Baardmannen zijn op hun mooist met koud, bewolkt weer in de herfst of vroege winter. Dan lijken vooral de mannetjes licht af te geven. Normaliter zijn ze betrekkelijk ver weg in grote rietvelden te zien, bewegelijk tussen en in het riet of vliegend over je heen. Maar nu zijn ze op veel meer plekken te zien; gretig vretend aan de laatste op de stengels hangende rietzaadjes. En in hun ijver om zich vet te mesten vĆ³Ć³r de winter, zijn ze minder schuw.

Bergeend

De bergeend is vooral kustbewoner. Hij broedt in holen en voedt zich met (week)diertjes uit zachte slikbodems. De soort vertoont zich als broedvogel steeds vaker in het binnenland, langs de grote rivieren en andere slikrijke gebieden. In de mondingen van de Weser/Elbe en ook in delen van de Nederlandse Waddenzee maakt bijna de gehele Noordwest-Europese populatie in het najaar de rui door. De bergeend zit een beetje tussen eend en gans in. Het mannetje onderscheidt zich van het vrouwtje door een knobbel op de felrode snavel. De bontgekleurde schakeringen op een verder wit verenkleed maken de vogel in het veld duidelijk herkenbaar.

Blauwborst

De blauwborst is door zijn kleuren en een uitbundige zang een opvallende verschijning in de Nederlandse vogelwereld. Blauwborsten hebben de afgelopen decennia in Nederland een flinke opmars gemaakt. Het mannetje heeft een blauwe kin en borst met in het midden een witte vlek (‘ster’). Aan de onderkant wordt de blauwe borst begrensd door een zwarte band, een dunnere witte band en daaronder een roestbruine vlek. Spreidt een blauwborst zijn staart, dan zie je opvallende oranjebruine staartbasis met een zeer brede zwarte eindband. Bij het vrouwtje ontbreekt de blauwe borst, maar net als het mannetje heeft zij een lichte wenkbrauwstreep en een dezelfde oranjebruine staartbasis met zwarte eindband. Blauwborsten zoeken tussen de vegetatie naar voedsel. In Nederland worden ook wel blauwborsten gezien met oranje ‘ster’ op de blauwe borst, een zeldzame doortrekker uit vooral ScandinaviĆ«.

Blauwe Reiger

De blauwe reiger is een vlees- en viseter die vissen en amfibieĆ«n eet, maar ook andere dieren als insecten en kleine zoogdieren worden wel buitgemaakt. De vogel is een veel geziene soort in ondiepe plekken van stadssingels en poldersloten en in weilanden; de reiger wordt vliegend gezien langs grachten, beken en bij meren; de broedkolonies bevinden zich midden in de stad in hoge bomen of juist in volstrekt afgelegen bospercelen

Blauwe Kiekendief

De blauwe kiekendief  is een roofvogel uit de familie der havikachtigen. Het vrouwtje is groter dan het mannetje en bruin met een witte stuit. Mannetjes zijn effen blauwgrijs. De poten en ogen zijn geel. Een volwassen vogel is 45 tot 55 cm groot, 350 tot 525 gram zwaar en heeft een spanwijdte van 97-118 cm.

Boerenzwaluw

De boerenzwaluw is een echte boerenlandvogel, een luchtacrobaat van het boerenerf. De nesten worden bij voorkeur gemaakt in boerenschuren, loodsen en dergelijke waar ze in en uit kunnen vliegen. Van april tot oktober verblijven zij in Nederland, de winter wordt in zuidelijk Afrika doorgebracht. Een afstand van 8500 km die in 32 dagen wordt afgelegd. De boerenzwaluw is blauwzwart van boven. Het voorhoofd en de kin zijn rood; zwarte borstband. Rest roomwit. Vliegt behendig door de lucht om insecten te vangen. Om te drinken vliegen ze vlak boven het wateroppervlak en steken af en toe hun snavel in het water. Lange gevorkte staart.

Boomklever

Boomklevers lopen zowel omhoog als omlaag over een boomstam, vandaar z’n naam. Het zijn holenbroeders die erom bekend staan de opening van hun broedholte te verkleinen door te ‘metselen’ met modder. Deze metseldrang is vaak zo sterk, dat ook wanneer het gat al de juiste grootte heeft, er in de omgeving toch nog een metselwerk gemaakt wordt.

Boomkruiper

Boomkruipers zijn bruingevlekt van boven en wittig van onderen. Met hun spitse, omlaaggebogen snavel worden insecten uit spleten in boombast gepeuterd. Boomkruipers klimmen spiraalsgewijs langs een boomstam omhoog, daarbij de bast afzoekend naar insecten. Een boomklever gaat ook naar beneden op de boomstam. Bij koude nachten kruipen boomkruipers bij elkaar; uit een bal van veren kunnen dan soms tien of meer staartjes komen.

Boomleeuwerik

Wanneer je ergens op de zandgronden, op heide of stuifzand in Nederland een leeuwerik ziet met een zĆ©Ć©r korte staart, dan is dat vrijwel zeker een boomleeuwerik. Maar de boomleeuwerik laat zich meestal eerst horen voordat je hem ziet. Tijdens de zang vliegt hij in golvende vlucht in grote kringen boven zijn territorium. Aan het einde van de zang laat hij zich in een spiraalvlucht naar beneden glijden. Kop met korte kuif, opvallende lichte wenkbrauwstreep en roestrode wang. Aan basis handvleugel opvallend, uniek zwart-wit vlekje. Vliegt op met meerlettergrepige roep met heldere fluittonen en zonder “r“, zoals veldleeuwerik. Geen verschil tussen mannetje en vrouwtje. 

Boomvalk

Boomvalken zijn gespecialiseerd in het vangen van vliegende prooidieren. Jaagt in open land op vogels van open veld en op libellen. Is snel en is zelfs in staat om zwaluwen en gierzwaluwen te slaan. Kleine valk met lange, spitse vleugels en een korte staart. Volwassen vogels hebben een rode ‘broek’. Zomervogel, overwintert in tropisch Afrika. Trekt weg in augustus-september, keert terug in april-mei.  In de zomer vaak jagend op libellen in vlucht. Bidt niet zoals torenvalk.

Bruine kiekedief

De vogel is 48 tot 56 centimeter lang, de mannetjes zijn kleiner dan de vrouwtjes. Het dier vliegt meestal laag over moerassen en rietvelden, met de voor alle soorten kiekendieven kenmerkende houding: een golvende vliegbeweging, met de vleugels in een ondiepe V-vorm. Het mannetje is bruin van boven en heeft grijze vleugelvlekken die lichter worden naarmate de vogel ouder is. Hij heeft een bruin gestreepte buik en borst en de ondervleugel en staart zijn lichtgrijs. Het vrouwtje is overwegend bruin, maar heeft een licht okere kruin en keel.

Buizerd

De buizerd is verreweg de algemeenste en meest opvallende roofvogel van Nederland, die je vaak in open land ziet, zittend op een paal of schroevend op de thermiek. Buizerds zijn erg gevarieerd qua kleur en tekening. Van donkerbruin tot bijna wit. Hij heeft zich de laatste decennia sterk uitgebreid als broedvogel en broedt ook in de lage delen van Nederland. Heeft zich ook op de Waddeneilanden gevestigd. De buizerd is voor herkenning de sleutelsoort in Nederland. Is erg gevarieerd in kleur en tekening. Heeft een brede, niet ver uitstekende kop, brede vleugels en een vrij korte, afgeronde staart met smalle bandjes. Vliegt met relatief snelle, ondiepe en ietwat stijve vleugelslagen. Vaak cirkelend te zien en dan worden de vleugels in een ondiepe V gehouden.

Cetti’s zanger

De cettiā€™s zanger heeft een verborgen levenswijze. Hij laat zich herkennen aan een zeer kenmerkende en explosief voorgedragen zang. De laatste jaren neemt het aantal in ons land toe doordat de winters niet meer zo streng zijn. Naast Zeeland en Zuid-Holland waar al langere tijd cettiā€™s zangers voorkomen, wordt de soort op steeds meer plekken in Nederland gemeld.Een kleine bruine zangvogel met een ronde, vaak opgewipte staart. Diep roodbruin van boven, meer grijs van onderen. Opvallend koppatroon met donkere oogstreep en lichte wenkbrauwstreep en twee witte halve maantjes onder en boven het oog. Kan ook te verwarren zijn met kleine karekiet of snor, maar heeft een compacter lichaam en meer rossig warmbruine in plaats van geelbruine kleur.

Dodaars

De dodaars is onze kleinste futensoort. Deze schuwe watervogel is zelfs nog een slag kleiner dan het meer bekende waterhoen. De dodaars is broedvogel van ondiepe en beschutte wateren met een rijke oeverbegroeiing en onderwatervegetatie. Moerasgebieden bijvoorbeeld, maar ook vennen en meren. Buiten het broedseizoen op allerlei soorten wateren, tot soms stadsgrachten en stadsparken. Kleine en enigszins gedrongen fuut met een kort snaveltje. De korte, lichte achterzijde is vaak opgezet en doet dan donsachtig aan. In zomerkleed overwegend donkerbruin met roodbruine wang en hals en opvallend witgele vlek aan snavelbasis. In winterkleed bovenzijde donkerbruin, wangen, zijflanken, hals en onderzijde lichtbruin/beige, witte halsvlek. Duikt regelmatig onderwater.

Fitis

De fitis behoort tot een groep kleine bruingroene zangvogels die in uiterlijk sterk op elkaar lijken. De fitis laat zich binnen deze groep moeilijk onderscheiden van de tjiftjaf. Maar de zang van de fitis is onmiskenbaar: een zacht, melancholiek fluitend, aflopend riedeltje. De fitis broedt op de grond en zoekt zijn voedsel in struwelen. De fitis is het makkelijkst te herkennen aan zijn melodieuze aflopende zang. Valt verder op door een lichte wenkbrauwstreep en een geelwitte keel en borst. Hij heeft bruinroze poten, in tegenstelling tot de tjiftjaf die donkere pootjes heeft. De fitis heeft ook langere vleugels dan de tjiftjaf.

Fuut

De fuut is de meest algemeen voorkomende futensoort in ons land. Hij komt als broedvogel voor in allerlei soorten wateren, van stadsparken en grachten tot duinmeren, moerasgebieden, randen van grote wateren en riviernatuur. De grootse aantallen komen voor in Laag-Nederland. Futen paren soms al vroeg in het jaar met spectaculaire baltsrituelen.